Covid-19 Vaccinatie: Werden er geen stappen overgeslagen door in minder dan een jaar een vaccin op de markt te brengen?

Afbeelding
vaccin
Ondanks de enorme hoop dat het verwekt, blijft de bezorgdheid over vaccinatie onder de bevolking echter groot. Veel Belgen vragen zich af of onze leiders niet gehaast zijn met de urgentie van de gezondheids- en economische crisis. Deze vragen zijn legitiem en het is de rol van de wetenschappers om te informeren en de sleutels te geven voor een goed begrip. Toelichting van professor Jean-Michel Dogné, hoofd van de dienst farmacie in Namen, expert bij het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), lid van de werkgroep vaccinatie in België.

Het is een uitdaging voor de verantwoordelijken van de communicatie over vaccins om het vertrouwen te winnen. Volgens het laatste volksgezondheidsonderzoek van Sciensano van 16 oktober 2020 weet de helft van de Belgische bevolking niet zeker of ze zich moeten laten vaccineren of menen dat ze zich niet willen laten vaccineren. Wanneer het vaccin beschikbaar zal zijn is:

- 50% van de bevolking van plan om zich te laten vaccineren

- 33% niet zeker of ze gevaccineerd willen worden.

- 17% niet van plan om zich te laten vaccineren

 

"Het is daarom essentieel om gezondheidswerkers te betrekken bij de uitvoering van en het toezicht op de vaccinatie. Om het vertrouwen van het publiek in de vaccinatieprogramma's te behouden, leert de ervaring dat het belangrijk is om transparant te blijven en de resultaten van de programma's te communiceren, zowel wat de doeltreffendheid betreft als de veiligheid. Een verkeerde interpretatie van negatieve gebeurtenissen na de vaccinatie en een gebrek aan inzicht kunnen niet alleen het vaccinatieprogramma in gevaar brengen, maar ook de ontwikkeling van nieuwe vaccins vertragen", concludeert professor Dogné.

De kwestie van het te snel op de markt brengen is een normale vraag om mee geconfronteerd te worden. Het duurde minder dan een jaar voor farmaceutische bedrijven en wetenschappers over de hele wereld om een vaccin tegen Covid-19 te ontwikkelen. Dat lijkt voor veel mensen een veel te korte periode als we bedenken dat de gemiddelde onderzoektijd om een vaccin te ontwikkelen tussen de 10 en 15 jaar ligt. Meestal volgen de verschillende stadia van de commercialisering van een vaccin elkaar op. Vanwege het belang van de controle van COVID-19 worden er meerdere stappen tegelijk uitgevoerd. In elke fase gelden echter nog steeds dezelfde strenge eisen. Dankzij de aanzienlijke financiering door de Europese Commissie en de lidstaten worden de grotere financiële risico's van deze versnelde operatie gedeeld.

Een tweede manier om de ontwikkeling van een vaccin tegen COVID-19 te versnellen is het overleg tussen onderzoekers en bevoegde autoriteiten zoals het FAGG en het EMA van bij het begin van de procedure. De laatste manier om het vaccin zo snel mogelijk beschikbaar te stellen is niet te wachten tot alle stappen met succes zijn doorlopen en alle logistieke aspecten in een vroeg stadium te organiseren, zodat de vaccins in grote hoeveelheden kunnen worden geproduceerd. Als het vaccin eenmaal een licentie heeft, kunnen alle zendingen die al eerder zijn geproduceerd, worden gedistribueerd. Er is ook een prioriteitstelling van de middelen. Het onderzoek naar andere ziekten werd vertraagd.  

 

"De snelheid waarmee het vaccin in België beschikbaar zal zijn, is dus geen twijfelachtig element, aangezien dezelfde verificatie- en validatieprocedures als voor elk ander vaccin zijn toegepast. We hadden ervaring met het ebolavirus, waarvoor tijdens de recente epidemie in West-Afrika snel een vaccin moest worden ontwikkeld. We hadden ook ervaring met Cov-1 SARS en MERS-Cov die ons de rol leerden van het Spike eiwit dat zich op het virale oppervlak bevindt en waartegen de meeste vaccins zijn gericht, maar een belangrijk element van wat er dit jaar gebeurde was het anticiperen op de vier fasen van de ontwikkeling en evaluatie van het vaccin. Terwijl de bedrijven bezig waren met hun dierlijke testmodellen, waren ze al bezig met het schrijven van de protocollen voor fase 1. Tijdens fase 1 waren ze al bezig met fase 2, enz. Elke volgende fase was al voorzien", besluit professor Dogné.